Vertaling vanuit de grondtekst
Omstreeks 1562 werden in ons land twee complete Bijbels gebruikt: de Liesveldtbijbel (een vertaling van de Lutherbijbel) en de Deux-aesbijbel. Het Oude Testament van de Deux-aesbijbel werd vertaald uit de Lutherbijbel. Het Nieuwe Testament werd direct vanuit de grondtekst, het Grieks, vertaald. Deze vertaling was het meest geliefd onder ons volk. Tot de verschijning van de Statenbijbel in 1637 zou de Deux-aes de gezaghebbende kerk- en huisbijbel blijven.
Toch was er met name onder de predikanten behoefte aan een betere vertaling. Zij wilden een getrouwe vertaling van de Heilige Schrift vanuit de oorspronkelijke grondteksten, het Hebreeuws en het Grieks. Diverse kerkelijke vergaderingen hebben zich met deze zaak beziggehouden. Opdrachten tot een nieuwe bijbelvertaling werden onder meer verleend aan de dichter en staatsman Marnix van Sint-Aldegonde en aan ds. Wernerus Helmichius.
Het grote probleem was echter dat beiden ook hun dagelijkse arbeid moesten blijven verrichten, zodat er te weinig tijd voor het vertaalwerk overbleef. Ds. Helmichius pleitte voor het benoemen van bekwame mannen, die vrijgesteld zouden moeten worden van hun arbeid. Door de dood van Helmichius en de oplaaiende remonstrantse twisten werden deze plannen niet verder uitgewerkt.
Dat werd anders dankzij de beroemde Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619). De eerste zitting werd gehouden op maandag 19 november 1618. Synodevoorzitter ds. J. Bogerman sprak een diep aangrijpend gebed uit. Hij bad of alle begeerten gewijd en geheiligd mochten worden ten gunste van de Heere, ‘opdat wij niets bedenken, overleggen, willen, verlangen, uitspreken en besluiten dan wat met Uw Woord overeenstemt, U aangenaam en Uw Kerk bovenal nuttig is’.
Ds. Bogerman vroeg of de synodeleden ‘mochten worden ontstoken in ijver voor de eer des Heeren, voor Zijn geboden, voor Zijn kostbare waarheid en voor Zijn huis’. Aan het begin van de vergadering kwam reeds de zaak van de bijbelvertaling aan de orde. De synodes van Holland, Zeeland, Gelderland en Overijssel hadden hiertoe een verzoek ingediend.
Ds. Bogerman wees erop dat de omliggende protestantse landen in het bezit waren van een goede bijbelvertaling. De Nederlandse vertaling daarentegen, die niet uit de oorspronkelijke bronnen was geput, maar uit andere vertalingen afgeleid, bevatte een eindeloze reeks fouten. Ook wees Bogerman erop dat in kerkelijke vergaderingen reeds lang de behoefte aan een nieuwe vertaling werd gevoeld. Hij benadrukte dat Nederland in deze heilige aangelegenheid niet mocht achterstaan bij andere naties.
Eenparig sprak de Dordtse Synode uit dat een vertaling vanuit de grondtalen beslist noodzakelijk was.