De Gereformeerde Bijbelstichting heeft een aanvang gemaakt met de inventarisatie van woorden, zinnen en uitdrukkingen uit de Statenvertaling die ten gevolge van taalkundige veranderingen misverstand kunnen oproepen.
Er wordt hierbij bijvoorbeeld gedacht aan het woord ‘eerlijk’ in de betekenis van ‘aanzienlijk’, waarbij dus de betekenis verschoven is.
Momenteel wordt hieraan gewerkt door vijf medewerkers, die hun bevindingen hopen voor te leggen aan een groep van revisoren. Deze revisoren worden voorgedragen door de kerkverbanden die vertegenwoordigd zijn in ons bestuur.
Na de beoordeling door de revisoren zal het bestuur een besluit nemen over eventuele aanpassingen. In het blad StandVastig heeft de voorzitter, ds. A.C. Rijken, hierover de volgende twee stukken geschreven:
Bewaren
Zowel ter beantwoording van vele vragen alsook tot weerlegging van allerlei geruchten, is het een behoefte om al direct aan het begin van dit stukje te stellen, dat het bestuur van de Gereformeerde Bijbelstichting op geen enkele wijze van plan is om de plaats die de Statenvertaling onder ons mag innemen, te ondermijnen. Integendeel zelfs! Dit zou ook in strijd zijn met de doelstelling van onze stichting, daar deze juist is opgericht tot ‘handhaving van de Statenvertaling’.
De besluiten die het hoofdbestuur inzake de tekst van de Statenvertaling heeft genomen, zijn dan ook bedoeld om de Statenvertaling – naar onze diepste overtuiging de meest zuivere weergave van Gods Woord in onze Nederlandse taal – te handhaven, d.w.z. te bewaren, voor ons nageslacht.
Het hoofdbestuur heeft besloten om woorden, zinnen, uitdrukkingen die ten gevolge van de taalkundige veranderingen een misverstand kunnen oproepen, of ook niet meer begrepen kunnen worden, te wijzigen. Het is hierbij de bedoeling dat deze wijzigingen zo terughoudend mogelijk zullen plaatsvinden en bij voorkeur binnen het taalkleed waarin de Statenvertaling onder ons bekend en vertrouwd is. Met andere woorden, vanuit de overtuiging dat er met het oog op de verstaanbaarheid een aantal veranderingen wenselijk is, willen we er tegelijkertijd voor waken dat dit geen vervreemding tot gevolg zal hebben ten aanzien van de Statenvertaling.
We werpen dan ook verre de opmerking van ons, dat we als Gereformeerde Bijbelstichting met de genomen besluiten bezig zouden zijn om de Statenvertaling aan de kerken in Nederland – en daarvan in het bijzonder de kerken uit onze achterban – te ontnemen. Zoals hierboven te lezen is, gaat het ons om de handhaving en de bewaring van de Statenvertaling, ook voor ons nageslacht. Dit vanuit de overtuiging dat het de Heere Zelf is, Die in de middellijke weg ons land en volk op zulk een bijzondere wijze Zijn Woord heeft geschonken en vanaf 1637 tot nu toe in Zijn trouwe zorg heeft bewaard.
Dit betekent niet dat er gedurende deze eeuwen nooit wijzigingen in de tekst zijn aangebracht. Integendeel, wanneer we onze uitgave vergelijken met die van 1637 of met de gestandaardiseerde tekst uit 1657, dan zien we zelfs een groot aantal wijzingen. Niet wat de inhoud betreft, maar wel wat de taal aangaat. Denk bijvoorbeeld maar aan het woord wijf, aan het voegwoordje ende of aan het woord sweer in de betekenis van schoonvader. Ik denk dat niemand bij al deze veranderingen zal durven beweren, dat door deze wijzigingen de oude Statenvertaling de oude Statenvertaling niet meer is. We hopen en bidden dat de Heere dit werk mag omringen met Zijn ‘bijzondere zorg’ (Nederlandse Geloofsbelijdenis art. 3). Dit nu tot Zijn eer en alzo nog tot lering en bekering van onsterfelijke zondaarszielen, zowel tegenwoordig alsook in de toekomende tijden.
Bij dit alles zijn we er ook van overtuigd dat er altijd kritiek zal zijn en blijven. Voor de een gaan de veranderingen te ver en voor een ander gaan ze niet ver genoeg. We hopen desondanks begrip te vinden voor de genomen besluiten. Dat de eenheid onder ons bewaard mag worden rondom het Woord, en dat in dezen de liefde tot dat Woord ons voor en met elkander mag brengen aan de troon der genade!
Noodzakelijke aanpassingen
Om misverstanden weg te nemen, hebben we in het vorige nummer van StandVastig nadrukkelijk gesteld dat het bestuur van de Gereformeerde Bijbelstichting in zijn besluitvorming niets anders voor ogen heeft dan de ons vertrouwde Statenvertaling te bewaren voor onze kinderen, klein- en achterkleinkinderen. Dat wil zeggen: voor ons nageslacht. En dit niet om vervolgens als een pronkstuk te dienen met zilveren of gouden sloten op de schoorsteenmantel. Integendeel zelfs, want vanuit de innerlijke overtuiging dat de Statenvertaling nog steeds de meest zuivere weergave is van Gods heilig en onfeilbaar Woord in onze Nederlandse taal, is het onze begeerte dat deze vertaling haar plaats mag blijven behouden in kerk, gezin en school.
Helaas moeten we echter vaststellen dat de plaats die haar toekomt, steeds meer ter discussie wordt gesteld. Zelfs daar waar men het niet direct zou verwachten. Het doet dan ook pijn haar plaats te moeten verdedigen tegenover degenen met wie we ons naar Schrift en belijdenis verbonden voelen. Soms uit dit zich in het verbreken van de band met de Gereformeerde Bijbelstichting. Hoe pijnlijk en verdrietig is het daarbij ook te merken dat door het opzeggen van het donateurschap de betrokkenheid bij de overige werkzaamheden van de GBS, zoals de bijbelverspreiding in binnen- en buitenland, ook steeds minder wordt.
Dit alles overwegende, zijn we de zeer velen dankbaar die omwille van de zuiverheid van het Woord des Heeren de GBS trouw blijven en hun steun betuigen. Ja, ook inzake het project ‘Statenvertaling bewaren’, waaraan thans met grote inzet en nauwkeurigheid wordt gewerkt. In dit project gaat het niet om een herziening van de Statenvertaling, ook niet om een zodanige hertaling dat van de Statenvertaling, ook wat het taalkleed betreft, weinig of niets meer te herkennen valt. De GBS heeft besloten alleen die woorden, zinnen of uitdrukkingen te wijzigen die in hun oorspronkelijke betekenis werkelijk niet meer begrepen of zelfs ook misverstaan kunnen worden.
Zonder nu de leden van de projectgroep voor de voeten te willen lopen, zou ik bij dit laatste kunnen denken aan bijvoorbeeld Markus 14:44: ‘En die Hem verried, had hun een gemeen teken gegeven.’ Zoals we in het verband kunnen lezen, gaat het hier om Judas, die de Heere Jezus verraden heeft. Van het laatste avondmaal heengegaan zijnde, heeft hij met degenen die de Heere Jezus zouden grijpen, een ‘gemeen teken’ afgesproken, waardoor hij Hem voor hen zou aanwijzen. Het woord ‘gemeen teken’ heeft hier niet – wat we er gemakkelijk in zouden kunnen lezen – de negatieve betekenis van kwaadaardig of vals, maar wijst op een algemeen gebruik in die tijd. Een commentaar verwijst hierbij naar de kus waarmee de rabbijnen en hun leerlingen gewoon waren elkaar te begroeten. In het Grieks staat voor ‘gemeen teken’ slechts één woord, dat verder in het Nieuwe Testament nergens voorkomt. Het grote Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) verwijst bij het woord ‘gemeen’ onder andere naar deze tekst en geeft daarbij als betekenis: ‘een teken dat aan enige personen bekend is, dat zij onderling hebben afgesproken’. Kortom, om misverstand te voorkomen, kan ik me indenken dat hier voor het woordje ‘gemeen’ wordt gezocht naar een binnen het taalkleed passend synoniem. Evenmin als door de verandering van ‘wijf’ in ‘vrouw’ aan de Statenvertaling afbreuk is gedaan, zou dat mijns inziens gelden ten aanzien van het hierboven gestelde.
Ziende nu deze en andere noodzakelijke aanpassingen van de Statenvertaling, zij ons aller wens en bede dat de Heere Zijn gunst mocht gebieden over dit gewichtsvolle werk. In het bijzonder schenke Hij licht en wijsheid aan diegenen onder ons aan wie dit werk is toebetrouwd. Mocht de Heere alzo, in deze middellijke weg, de aloude Statenvertaling zuiver en ongeschonden bewaren voor ons nageslacht.